Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.
De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning, subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten. Ter bescherming van hun integriteit hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob). Deze wet dient primair ter bescherming van de integriteit van overheidsorganen; zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden. De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen, die zijn opgenomen in de Wet Bibob en het Besluit Bibob.
De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob bieden de mogelijkheid tot toepassing door de provincie. Daarbij is een onderscheid te maken tussen enerzijds haar status als publiekrechtelijk orgaan en anderzijds haar status als privaatrechtelijke partij.
Publiekrechtelijke mogelijkheden zijn:
Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit haar positie van partij in privaatrechtelijke transacties kan bij:
Provincies zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen of en in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument zal toepassen.
Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn biedt de provincie meer duidelijkheid en zekerheid in haar werkwijze aan externen. In de beleidslijn staat aangegeven op welke beschikkingen, subsidies, aanbestedingen en vastgoedtransacties de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de toetsing zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob (hierna "de Bibob-toets") zal plaatsvinden.
Door deze beleidsregel wordt voorkomen dat sprake is van willekeur in de toepassing van de Wet. De provincie geeft met deze beleidsregel een nadrukkelijk signaal af voor de bescherming van haar integriteit. Bovendien kan de vaststelling van deze beleidsregel preventieve werking hebben.
In artikel 2.1 lid 1 zijn de aanvragen opgenomen, waarbij het wenselijk is om standaard een Eigen onderzoek te starten. De afgelopen jaren is in ruime mate onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van criminaliteit binnen de milieubranche. Uit verschillende onderzoeken van bijvoorbeeld de "Commissie van Traa", het onderzoek "Schijn bedriegt" en overige onderzoeken door het Wetenschappelijk onderzoeks- en documentatiecentrum van het ministerie van Justitie (WODC) en Politie, alsmede uit enkele grote strafzaken (TCR affaire), blijkt dat het werkveld milieu gevoelig is voor criminele handelingen. Dit kan variëren van het overtreden van milieuregels, een combinatie van overtreding van milieuregels en commune delicten, tot het gebruiken van bedrijven als dekmantel voor criminele handelingen. Het ligt dan ook voor de hand dat de provincie het Bibobinstrument inzet binnen het werkveld milieu. Binnen dit werkveld is met name een deel van de afvalbranche meer gevoelig voor criminaliteit; met het overtreden van de milieuwetgeving kunnen daar grote winstmarges worden behaald.
Voor de overige beschikkingen geldt dat het BIBOB-instrumentarium zal worden toegepast indien daarvoor aanleiding is.
In artikel 3 wordt aangegeven dat het BIBOB-instrumentarium zal worden toegepast indien daarvoor aanleiding is. Bij afzonderlijk besluit kunnen Gedeputeerde Staten subsidieregelingen of risicocategorieën aanwijzen waarop bij een aanvraag een Eigen onderzoek wordt uitgevoerd.
In artikel 4 wordt de toepasbaarheid bij vastgoedtransacties omschreven. Deze sector wordt in zijn algemeenheid als krachtig en betrouwbaar beschouwd, maar is op onderdelen kwetsbaar gebleken voor invloeden vanuit de criminele omgeving.
De Wet beperkt zich op dit terrein tot de gevallen, waar de provincie partij is bij de transactie. De Wet Bibob zal hierbij signaalgericht worden toegepast.
In artikel 5 wordt de toepasbaarheid bij aanbestedingen omschreven. Door de wetgever is de toepasbaarheid van het Bibob-instrumentarium beperkt tot de sectoren milieu, informatie- 3 communicatie-technologie(ICT) of bouw. Daarbij is het niet de bedoeling om bij elke transactie in een van deze sectoren ook tot Bibob-toets over te gaan, maar de inzet nadrukkelijk te beperken tot gevallen, waarbij de inzet gemotiveerd kan worden. Gedeputeerde Staten zullen het instrument signaal-gericht toepassen op openbare aanbestedingen vanwege het grotere afbreukrisico. Dit laat onverlet, dat als concrete informatie daartoe aanleiding geeft, de Wet BIBOB zal worden toegepast bij andere vormen van aanbesteden.
In tegenstelling tot de algemene strekking van de Bibob-regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. De uitkomst van een Bibobtoets kan dan ook slechts gelden als versterking voor een van deze criteria.
Voor de inzet van het Bibob-instrumentarium geldt ook bij aanbestedingen de algemene regel, dat het slechts als ultimum remedium dient te worden ingezet en het overheidsorgaan geboden is om nadrukkelijk eerst de mogelijkheden na te gaan, die de reguliere wetgeving biedt. In dit verband kan verwezen worden naar de Aanbestedingswet 2012 op grond waarvan het overleggen van een “eigen verklaring integriteit” verplicht is gesteld.
Bij de uitvoering van het eigen onderzoek, zal de provincie in eerste aanleg gebruik maken van alle relevante gegevens uit haar eigen informatiehuishouding. Ook zal zij gebruik kunnen maken van de relevante informatie, die voor haar beschikbaar is in z.g. open bronnen.
De beschikbaarheid van relevante informatie in de z.g. gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt tot gegevens uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, het Justitieel Documentatie Systeem en de Politieregisters.
Het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) is bevoegd om het volledige eigen onderzoeksdossier als ook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt hun ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving, nadrukkelijk versterkt.
Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan versterken door het verstrekken van relevante informatie, die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband. Ook kan zij adviseren om in concrete gevallen wel/niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Landelijk Bureau Bibob.
De beslissing aan het einde van een Bibob-toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor de provincie, waarbij zij, in geval van een negatief besluit haar besluit afdoende moet motiveren.